zwinden
- zwin·den
- [A] van Middelnederlands swinden ww [1] [2]
- [B] gaat terug op Proto-Indo-Europees *suĕ(i)- ‘draaien, buigen’ [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwinden |
zwond |
gezwonden |
klasse 3 | volledig |
[A] zwinden
- ergatief (verouderd) verdwijnen
- ergatief (verouderd) onzichtbaar worden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwinden |
zwindde |
gezwind |
zwak -d | volledig |
[B] zwinden
- ergatief (verouderd) op een luchtstroom zweven
- ergatief (verouderd) wervelende, rondgaande bewegingen maken
- Het woord 'zwinden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.