zwinden/vervoeging
[A] verdwijnen, onzichtbaar worden
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van zwinden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zwinden | te zwinden | ||||||
toekomend | zullen zwinden | te zullen zwinden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn gezwonden | te zijn gezwonden | ||||||
toekomend | gezwonden zullen zijn | gezwonden te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
zwindend | gezwonden | ev. zwind |
mv. verouderd zwindt |
zwinde | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | zwind | zwindt | zwindt | zwindt | zwindt | zwinden | zwinden | zwinden | |
verleden (o.v.t.) | zwond | zwond | zwond | zwondt | zwond | zwonden | zwonden | zwonden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal zwinden | zult/zal zwinden | zult/zal zwinden | zult zwinden | zal zwinden | zullen zwinden | zullen zwinden | zullen zwinden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zwinden | zou zwinden | zou(dt) zwinden | zoudt zwinden | zou zwinden | zouden zwinden | zouden zwinden | zouden zwinden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gezwonden | bent gezwonden | bent/is gezwonden | zijt gezwonden | is gezwonden | zijn gezwonden | zijn gezwonden | zijn gezwonden | |
verleden (v.v.t.) | was gezwonden | was gezwonden | was gezwonden | waart gezwonden | was gezwonden | waren gezwonden | waren gezwonden | waren gezwonden | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezwonden zijn | zal/zult gezwonden zijn | zult/zal gezwonden zijn | zult gezwonden zijn | zal gezwonden zijn | zullen gezwonden zijn | zullen gezwonden zijn | zullen gezwonden zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezwonden zijn | zou gezwonden zijn | zou/zoudt gezwonden zijn | zoudt gezwonden zijn | zou gezwonden zijn | zouden gezwonden zijn | zouden gezwonden zijn | zouden gezwonden zijn |
[B] zweven, wervelen
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van zwinden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zwinden | te zwinden | ||||||
toekomend | zullen zwinden | te zullen zwinden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn gezwind | te zijn gezwind | ||||||
toekomend | gezwind zullen zijn | gezwind te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
zwindend | gezwind | ev. zwind |
mv. verouderd zwindt |
zwinde | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | zwind | zwindt | zwindt | zwindt | zwindt | zwinden | zwinden | zwinden | |
verleden (o.v.t.) | zwindde | zwindde | zwindde | zwindde | zwindde | zwindden | zwindden | zwindden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal zwinden | zult/zal zwinden | zult/zal zwinden | zult zwinden | zal zwinden | zullen zwinden | zullen zwinden | zullen zwinden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zwinden | zou zwinden | zou(dt) zwinden | zoudt zwinden | zou zwinden | zouden zwinden | zouden zwinden | zouden zwinden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gezwind | bent gezwind | bent/is gezwind | zijt gezwind | is gezwind | zijn gezwind | zijn gezwind | zijn gezwind | |
verleden (v.v.t.) | was gezwind | was gezwind | was gezwind | waart gezwind | was gezwind | waren gezwind | waren gezwind | waren gezwind | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezwind zijn | zal/zult gezwind zijn | zult/zal gezwind zijn | zult gezwind zijn | zal gezwind zijn | zullen gezwind zijn | zullen gezwind zijn | zullen gezwind zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezwind zijn | zou gezwind zijn | zou/zoudt gezwind zijn | zoudt gezwind zijn | zou gezwind zijn | zouden gezwind zijn | zouden gezwind zijn | zouden gezwind zijn |