vlug
- vlug
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vlug | vlugger | vlugst |
verbogen | vlugge | vluggere | vlugste |
partitief | vlugs | vluggers | - |
vlug
- met hoge snelheid
- Hij was niet de vlugste deelnemer en daardoor verloor hij.
- ▸ Pietje werd er wakker van en liep vlug naar het rillende dier toe.[3]
1. met hoge snelheid
vlug
- met hoge snelheid, in korte tijd
- Hij ging vlug naar boven.
1. met hoge snelheid, in korte tijd
- Het woord vlug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlug" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "vlug" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vlug op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be