(heteroniem)

  • rap
[A] stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rap rapper rapst
verbogen rappe rappere rapste
partitief raps rappers -

[A] rap

  1. snel, vlug
    • Sorry, maar dat rappe tempo kan ik niet bijhouden. 
    • Mevrouw Maillard had maar één zoon en ze had veel bewondering voor directeuren. Dus zag ze Albert al als directeur van een bank, en reken maar dat ze meteen enthousiast was en ervan overtuigd was dat hij zich 'met zijn intelligentie' rap naar de top zou opwerken. [7] 
     Lufthansa haalt de superjumbo A380 weer van stal in de zomer van 2023, meldt de Duitse luchtvaartmaatschappij maandag. Als gevolg van de coronacrisis leek de rol van de superjumbo uitgespeeld, maar door het rappe herstel van de luchtvaart hebben meerdere airlines aangekondigd het grote vliegtuig weer van stal te halen.[8]
  2. (verouderd) niet goed vast, niet goed sluitend
    • Mijn linkerklomp is rap. 
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord rap [2] raps
verkleinwoord [2] rapje [2] rapjes

[B] de rapv / m

  1. geen meervoud (muziek) muziekstijl gekarakteriseerd door het ritmisch voordragen van tekst op een beat
    • Ik hou van allerlei soorten muziek: rap, funk, soul. 
  2. (muziek) rapnummer
    • Het gedicht werd vertaald in een eigentijdse rap. 
    • De raps van de MC werden ondersteund door een vette beat van de dj. 
vervoeging van
rappen

[B] rap

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rappen
    • Ik rap. 
  2. gebiedende wijs van rappen
    • Rap! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rappen
    • Rap je? 
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[9]


rāp m

  1. touw