• ge·was
enkelvoud meervoud
naamwoord gewas gewassen
verkleinwoord gewasje gewasjes

het gewaso

  1. (landbouw) (plantkunde) dat wat aanwast op het veld, maar nog niet geoogst is
    • Na voldoende regen en zonneschijn stonden de gewassen er goed bij. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord gewas gewasse

gewas

  1. gewas
    «Die mees algemene gewasse is vlas en koring.»
    De belangrijkste gewassen zijn vlas en koren.