Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gever gevers
verkleinwoord gevertje gevertjes

Zelfstandig naamwoord

de geverm

  1. een persoon die geeft.
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen