wetgever
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wet·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van wetgeven met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wetgever | wetgevers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (juridisch) wetgevende macht (in Nederland de combinatie van regering en beide kamers van de Staten-Generaal)
Gangbaarheid
- Het woord wetgever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wetgever" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be