Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wet·ge·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wetgever wetgevers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

wetgever m [1]

  1. (juridisch) wetgevende macht (in Nederland de combinatie van regering en beide kamers van de Staten-Generaal)

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen