wetgeven
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
wetgeven | wetgevend |
wetgeving | |
wetgever |
- wet·ge·ven
- samenstelling van wet en geven [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wetgeven |
wetgegeven | |
onvolledig |
wetgeven
- inergatief voorbereiden en vaststellen van nieuwe wetten
- Men komt er dan met de componenten ‘regering’ (executieve) en ‘Kamer’ (legislatieve) niet meer uit: de regering gaat hoe langer hoe meer wetgeven, de Kamer hoe langer hoe meer zich bezighouden met (een directe controle op) het besturen. [2]
- Het is te gek dat er op Europees niveau 40 jaar lang wetgegeven is in beslotenheid. [3]
- Het woord 'wetgeven' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Goes van Naters, M. van derMet en tegen de tijd. Een tocht door de twintigste eeuw. (1980) Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam; ISBN 9029518081; p. 134; geraadpleegd 2016-01-13
- ↑ Jurgens, E.C.M."bijdrage aan het debat over de Intergouvernementele Conferentie (IGC) inzake een Europese grondwet (29213, nrs. 1 en 2)." in: Handelingen Eerste Kamer. 5e vergadering (4 november 2003); p. 205; kol. 2; geraadpleegd 2016-01-13