naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
wetgeven wetgevend
wetgeving
wetgever


  • wet·ge·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wetgeven

wetgegeven
onvolledig

wetgeven

  1. inergatief voorbereiden en vaststellen van nieuwe wetten
    • Men komt er dan met de componenten ‘regering’ (executieve) en ‘Kamer’ (legislatieve) niet meer uit: de regering gaat hoe langer hoe meer wetgeven, de Kamer hoe langer hoe meer zich bezighouden met (een directe controle op) het besturen. [2]
    • Het is te gek dat er op Europees niveau 40 jaar lang wetgegeven is in beslotenheid. [3]