• fron·ta
  • Afgeleid van het Duitse Front

fronta v

  1. (militair) front; frontlinie
    «Vojáci na frontě trpěli nedostatečným zásobováním potravinami.»
    De soldaten aan het front leden aan onvoldoende bevoorradingen van levensmiddelen.
  2. (meteorologie) front
    «Počasí na našem území bude v příštím týdnu ovlivňovat příchod studené fronty od severovýchodu.»
    Het weer in ons gebied zal in de volgende week beïnvloed worden met de komst van een koufront uit het noordoosten.
  3. rij, wachtrij
    «Promiň, že jdu tak pozdě - v obchodě byla neskutečná fronta
    Sorry dat ik zo laat kom - in de winkel stond een onwerkelijk lange rij.
  4. (politiek) front; een groepering van personen of organisatie met een gelijke politieke oriëntering
    «Za komunismu v Československu byly všechny povolené politické strany sdruženy do tzv. Národní fronty
    In Tsjecho-Slowakije waren onder het communisme alle toegestane politieke partijen verenigd in zogenaamde Nationale fronten.
  5. (bouwkunde) façade
    «Zimní zahrada zabírá skoro celou frontu domu.»
    De wintertuin neemt bij de hele façade van het huis in.
  6. (informatica) queue
  1. -
  2. -
  3. řada v
  4. -
  5. průčelí o
  6. -