• frac·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderdeel’ voor het eerst aangetroffen in 1787 [1]
  • van Latijn fractio breuk, gedeelte, misschien via Frans fraction[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fractie fracties
verkleinwoord fractietje fractietjes

de fractiev

  1. breuk, deel van een geheel, klein deel
  2. (politiek) de gezamenlijke vertegenwoordigers van een politieke partij in een volksvertegenwoordiging;
  3. (politiek), (verouderd) zich afzonderende groep binnen een politieke partij
  4. (natuurkunde) elk verdampingsstadium van een mengsel van stoffen met verschillend kookpunt
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]