fractiegenoot
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fractiegenoot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfrɑksiɣəˌnot / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- frac·tie·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fractie zn en genoot zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fractiegenoot | fractiegenoten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de fractiegenoot m
- (politiek) iemand die tot dezelfde politieke groepering binnen een volksvertegenwoordiging behoort
- ▸ Sinds Ouwehand fractievoorzitter is – ze volgde Marianne Thieme op, die in oktober vroegtijdig de Kamer verliet – heeft ze minder tijd voor debatten. „Die procedurevergaderingen kan ik niet meer doen, dan moet ik een fractiegenoot vragen.”[1]
- ▸ Door hun voormalige fractiegenoten worden de afsplitsers vaak ‘zetelrovers’ genoemd.[2]
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van fractiegenote
Gangbaarheid
- Het woord fractiegenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Lamyae Aharouay & Wouter van Loon“154.109 woorden zonder spiekbriefje” (27 december 2019) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Titia Ketelaar“Ruzie in de raadsfractie? Dan volgt al snel een afsplitsing” (23 oktober 2019) op nrc.nl