fractiewoordvoerder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frac·tie·woord·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fractiewoordvoerder fractiewoordvoerders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fractiewoordvoerderm

  1. (politiek) volksvertegenwoordiger die namens een politieke groepering is aangewezen om het gezamenlijke standpunt uit te dragen
     Cruciaal in het wederzijdse verkeer zijn de politiek assistenten van bewindslieden. Deze ‘PA’s’, in dienst van de partij maar werkzaam op het ministerie, onderhouden niet alleen off the record contacten met journalisten, ze praten vooral namens de minister met de fractiewoordvoerders die er toe doen.[1]
     Oud-wethouder Hoen kreeg eind 2007 een conflict met Leers. Die vond dat het christen-democratische raadslid niet tegelijk vertegenwoordiger van horeaca-organisaties en fractiewoordvoerder horecabeleid kon zijn.[2]
  2. (politiek) iemand die in dienst van een politieke groepering binnen een volksvertegenwoordiging de media te woord staat
     Een fractiewoordvoerder erkent dat er iets is misgegaan met een verzoek dat Van Haga deed om een stemming te missen, zodat hij bij zijn vrouw in het ziekenhuis kon zijn. Van Haga deed zijn afgewezen verzoek bij een ambtelijk secretaris, niet bij fractievoorzitter Dijkhoff, is het verweer.[3]
     Daar spreken ze nu van „een gentlemen’s agreement”. „Want met onze partij sluit je geen akkoord”, zegt de fractiewoordvoerder.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Thijs Niemantsverdriet & Emilie van Outeren
    “Ging hij te ver met zijn track changes?” (8 juni 2016) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron “Minister uitleg gevraagd over positie Leers” (12 oktober 2009) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Guus Valk & Barbara Rijlaarsdam
    “De macht van het 76ste Kamerlid” (8 augustus 2018) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Derk Stokmans & Pieter van Os
    “De SGP is nu openlijk de tweede gedoogpartij” (14 april 2011) op nrc.nl