euvel
- eu·vel
- In de betekenis van ‘kwaad’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | euvel | euvelen euvels |
verkleinwoord | euveltje | euveltjes |
- mankement, storing, kwaal, gebrek
- De auto wilde eerst niet starten, maar het euvel was snel verholpen.
- ▸ De andere vleugel biedt ruimte aan de lounge, de ontbijtzaal en ons bescheiden restaurant, waar ik een vaste tafel voor u heb gereserveerd aan het raam met uitzicht op de pergola en de rozentuin, of wat daarvan over is, waarachter u de vijver kunt zien glinsteren. De fontein is helaas al een paar jaar buiten gebruik, maar ik kan u verzekeren dat onze kokkin haar uiterste best zal doen om u mild te stemmen jegens dit euvel.'[4]
- een slechte zaak
- Verslaving aan medicijnen is een ernstig euvel.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | euvel | euveler | euvelst |
verbogen | euvele | euvelere | euvelste |
partitief | euvels | euvelers | - |
euvel
- De euvele moed hebben [om]
(slechte, ongehoorde) moed hebben om dingen te doen die niet mogen (≈ Het gore lef hebben)
- Hij had de euvele moed om de docente tegen te spreken.
- Iemand iets euvel duiden
Iemand iets kwalijk nemen, iemand iets verwijten
- «U moet mij dit niet euvel duiden.»
- Het woord euvel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "euvel" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "euvel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ euvel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be