Nederlands

 
1. Drollen van honden vormen een probleem in de openbare ruimte.
Uitspraak
Woordafbreking
  • drol
Woordherkomst en -opbouw
  • van het verouderde  drollen ww  "ronddraaien", verwant aan draaien en drillen, dus: "tol, rond gedraaid voorwerp"
    • [1] in de betekenis "uitwerpsel" voor het eerst aangetroffen in 1588 [1] [2] [3]
    • [2] in de betekenis "grove draad" voor het eerst aangetroffen in 1588 [4] [2] [5]
  • [3] van het verouderde  drollen ww , een uitspraakvariant van droelen en druilen "grappige of onzinnige dingen zeggen", in de betekenis "opgewekt persoon, grappenmaker" voor het eerst aangetroffen in 1588 [6] [7] [8]
  • [4] van Middelnederlands drolle "mythisch wezen met magische eigenschappen dat soms kwade bedoelingen heeft", cognaat met Oudnoords troll "trol", de betekenis kan ook samenhangen met [1] in de zin van "gedrongen rond voorwerp of persoon", in de betekenis "kabouter, kobold" voor het eerst aangetroffen in 1588 [9] [2] [10]
enkelvoud meervoud
naamwoord drol drollen
verkleinwoord drolletje drolletjes

Zelfstandig naamwoord

de drolm

  1. uitwerpsel, ontlasting
     Als ik na een uur klaar ben, rond acht uur ’s ochtends, dan begint mijn dag. Lekker naar buiten met mijn twee honden. Af en toe daar ook nog even bukken om een drol op te rapen.[11]
     „’r moet ’n riool zijn.... ’t Stinkt .... ’t Stinkt.... ’k Wor ’r misselijk van”.... „Da’s de emmer, oome”, zei Saartje, wijzend den hoek bij de deur. Maar de lucifer was uitgebrand. Hij streek nog een af, keerde zich om, zag den emmer zonder hengsel, bijna gevuld tot den rand met geel vocht, waarin bruine drollen opdreven.[12]
  2. (verouderd) (textielindustrie) grof linnen, gesponnen uit restanten vlas
  3. (verouderd) iemand die veel grappen maakt of heel opgewekt is
     Hy heeft dese uytnemende ende noot-volpresen Const gheleert by eenen Peeter Cock van Aelst, wiens Dochter hy naermaels trouwde, hy hadde veel gheleert uyt de handelinghe van Jeroon vanden Bosch en maeckten oock seer drollighe en viese spoockerijen, waerom hy van veel wert gheheeten Peeter den Drol.[13]
  4. (verouderd) fors, lelijk en vaak onvriendelijk wezen, oorspronkelijk afkomstig uit de Scandinavische mythologie
     Verlaten wij thans onze gewesten, om een uitstapje naar het Noorden te wagen, dan ontdekken wij weldra verscheidene sagen, waarin de duivel, onder behoud van alle of nagenoeg alle andere hoofdtrekken des verhaals, de plaats heeft geruimd voor eenen of meer reuzen, drollen of trollen.[14]
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • [1] geen drol
    vrijwel niets
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[15]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1 2,2 drol op website: Etymologiebank.nl
  3. Turbo; Res convoluta, teres, & rotunda: & Stercus duriusculum, teres: pila stercoraria.’   Weblink bron
    C. Kiliaen (ed. F. Claes)
    “Etymologicum teutonicae linguae.” (1972; 1e druk 1588), Mouton, Den Haag, p. 98
  4. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  5. Filum rude’   Weblink bron
    C. Kiliaen (ed. F. Claes)
    “Etymologicum teutonicae linguae.” (1972; 1e druk 1588), Mouton, Den Haag, p. 98
  6. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  7. Homo facetus, festiuus, lepidus; Gesticulator. gal. drol.’   Weblink bron
    C. Kiliaen (ed. F. Claes)
    “Etymologicum teutonicae linguae.” (1972; 1e druk 1588), Mouton, Den Haag, p. 98
  8. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  9. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  10. Trullus, drollus. Vulgo dicitur daeminum genus quod in omni laborum genere se videtur exercere, cum tamen nihil agat: alio nomine 'kabouter-manneken'. Trolus Cimbrica lingua Gothicae affini, cacodaemon ruber dicitur.’   Weblink bron
    C. Kiliaen (ed. F. Claes)
    “Etymologicum teutonicae linguae.” (1972; 1e druk 1588), Mouton, Den Haag, p. 98
  11.   Weblink bron
    Machteld van Gelder
    “De kicks voor niks van Arjan Ederveen: ‘7 uur op, een uur lang schoonmaken’” (9 juli 2020) op nrc.nl  
  12.   Weblink bron
    Herman Heijermans, jr.
    Diamantstad, Roman, III in: De jonge gids, jrg 1 1897-1898 (1897), s.n., Amsterdam, p. 184.
  13.   Weblink bron “Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst” (1662), Jan Meyssens, Juliaen van Montfort, Antwerpen, 89.
  14.   Weblink bron Heidensche Reuzen in christene Duivels vermomd. in: Volkskunde; tijdschrift voor Nederlandsche folklore, jrg 2 (1889 [volgno 1].), p. 184.
  15.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

drol

  1. drol; uitwerpsel, ontlasting
Afgeleide begrippen


Veluws

Zelfstandig naamwoord

drol

  1. drol; uitwerpsel, ontlasting
Afgeleide begrippen