drollen
- ww [1]: vergelijk drillen en Duits drollen en Middelhoogduits drollen; mogelijk ontstaan uit een contaminatie van rollen en tollen of draaien [1]
- ww [2]: mogelijk een uitspraakvariant van droelen of druilen [2]
- zn: drol zn met de uitgang -en
- drol·len
- (verouderd) vezels of draden door een draaiende beweging stevig met elkaar verbinden
- Een vrouw, een handig wyf kan schaers met neerstig spinnen Hoe dat-se drolt, of niet, een maegher soppe winnen, [3]
- (verouderd) dingen doen of zeggen die je niet serieus kan nemen, omdat ze komisch, plagend of onbegrijpelijk zijn
- 'k Sel jou omje halsje grijpen; Knecht ick kittel sonder nijpen. … Ick ben thans gesint te drollen, Al mijn sinnen zijn op rollen Lijck een ongemende Karr [4]
- [1] drol
de drollen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord drol
- Het woord drollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drollen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Frater Jodocus van der Cruycen, 1687. De spreeck-woorden van Salomon in dicht verlicht, Ghendt: p. 244.
- ↑ A. van de Venne, 1635. Tafereel van de Belacchende Werelt. ’s-Gravenhage: p. 17.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be