Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tol·len

Zelfstandig naamwoord

de tollenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tol


Werkwoord

tollen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tollen
tolde
getold
zwak -d volledig
  1. draaien
     Langzaam begon de kroeg om mij heen te tollen, het was mooi geweest.[1]


Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be