troll
Niet te verwarren met: Troll |
enkelvoud | meervoud |
---|---|
troll | trolls |
troll
- troll
enkelvoud | meervoud |
---|---|
troll | troll |
troll m
- troll
- Afkomstig van het Oudnoorse woord trǫll, waarschijnlijk een Scandinavische substraatontlening, vergelijk Zweeds trolla, Deens trylle 'betoveren', Oudnoors trolldómr 'tovenarij, hekserij', ook geleend in latere Westgermaans dialecten, Middelhoogduits trolle, trol 'monster, heks', trüller 'goochelaar', trülle, mod. Engels trull 'hoer'. Een vaak geciteerde afleiding van een Germaanse stam *trud-lō 'in stapjes lopen' (oudere reconstructie *truzlā-) is semantisch gezien weinig aantrekkelijk.
- Een mogelijke verwantschap met de Nederlandse drol, (Middelnederlands) drolle 'kaboutermannetje', 'grappenmaker', zoals geclaimd door Duitse en Nederlandse folkloristen in de 19e eeuw, berust eerder op romantische verbeeldingskracht dan op taalkundige feiten.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | troll | trollet | troll troll |
trolla trollene |
genitief |
troll, o