driehonderdvijfendertig

       
0 3 3 5
driehonderdvijfendertig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·vijf·en·der·tig

driehonderdvijfendertig

  1. "335", het getal tussen driehonderdvierendertig en driehonderdzesendertig, driehonderd plus vijfendertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdvijfendertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdvijfendertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdvijfendertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdvijfendertig driehonderdvijfendertigs
verkleinwoord driehonderdvijfendertigje driehonderdvijfendertigjes

de driehonderdvijfendertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 335 is aangeduid
    • Als jij driehonderdvijfendertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdvijfendertigmv

  1. groep van 335 eenheden
    • Die driehonderdvijfendertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.