doven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van doven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doven | te doven | ||||||||
toekomend | zullen doven | te zullen doven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedoofd | te hebben gedoofd | ||||||||
toekomend | gedoofd zullen hebben | gedoofd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dovend | gedoofd | ev. doof |
mv. verouderd dooft |
dove | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | doof | dooft | dooft | dooft | dooft | doven | doven | doven | |||
verleden (o.v.t.) | doofde | doofde | doofde | doofde | doofde | doofden | doofden | doofden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doven | zult/zal doven | zult/zal doven | zult doven | zal doven | zullen doven | zullen doven | zullen doven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doven | zou doven | zou(dt) doven | zoudt doven | zou doven | zouden doven | zouden doven | zouden doven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedoofd | hebt gedoofd | hebt/heeft gedoofd | hebt gedoofd | heeft gedoofd | hebben gedoofd | hebben gedoofd | hebben gedoofd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedoofd | had gedoofd | had gedoofd | hadt gedoofd | had gedoofd | hadden gedoofd | hadden gedoofd | hadden gedoofd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedoofd hebben | zal/zult gedoofd hebben | zult/zal gedoofd hebben | zult gedoofd hebben | zal gedoofd hebben | zullen gedoofd hebben | zullen gedoofd hebben | zullen gedoofd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedoofd hebben | zou gedoofd hebben | zou/zoudt gedoofd hebben | zoudt gedoofd hebben | zou gedoofd hebben | zouden gedoofd hebben | zouden gedoofd hebben | zouden gedoofd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedoofd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedoofd | er is gedoofd | |||||||||
verleden | er werd gedoofd | er was gedoofd | |||||||||
toekomend | er zal gedoofd worden | er zal gedoofd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedoofd worden | er zou gedoofd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedoofd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedoofd worden | gedoofd te worden | ||||||||
toekomend | gedoofd zullen worden | gedoofd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedoofd zijn | gedoofd te zijn | ||||||||
toekomend | gedoofd zullen zijn | gedoofd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedoofd | wordt gedoofd | wordt gedoofd | wordt gedoofd | wordt gedoofd | worden gedoofd | worden gedoofd | worden gedoofd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedoofd | werd gedoofd | werd gedoofd | werdt gedoofd | werd gedoofd | werden gedoofd | werden gedoofd | werden gedoofd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedoofd worden | zult gedoofd worden | zult gedoofd worden | zult gedoofd worden | zal gedoofd worden | zullen gedoofd worden | zullen gedoofd worden | zullen gedoofd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedoofd worden | zou gedoofd worden | zou/zoudt gedoofd worden | zoudt gedoofd worden | zou gedoofd worden | zouden gedoofd worden | zouden gedoofd worden | zouden gedoofd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedoofd | bent gedoofd | bent/is gedoofd | zijt gedoofd | is gedoofd | zijn gedoofd | zijn gedoofd | zijn gedoofd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedoofd | was gedoofd | was gedoofd | waart gedoofd | was gedoofd | waren gedoofd | waren gedoofd | waren gedoofd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedoofd zijn | zult gedoofd zijn | zult gedoofd zijn | zult gedoofd zijn | zal gedoofd zijn | zullen gedoofd zijn | zullen gedoofd zijn | zullen gedoofd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedoofd zijn | zou gedoofd zijn | zou/zoudt gedoofd zijn | zoudt gedoofd zijn | zou gedoofd zijn | zouden gedoofd zijn | zouden gedoofd zijn | zouden gedoofd zijn |