• do·ve

dove

  1. verbogen vorm van de stellende trap van doof
    • Wat een dove kwartel ben je toch! 
enkelvoud meervoud
naamwoord dove doven
verkleinwoord - -

de dovev / m

  1. iemand die niet in staat is te horen
    • In geschreven vorm is informatie ook voor doven goed toegankelijk. 
vervoeging van
doven

dove

  1. aanvoegende wijs van doven
    • Men dove alle kampvuren alvorens te vertrekken. 
89 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
dove doves

dove

  1. (duifachtigen) duif (met name een kleinere soort)
  2. (politiek) duif iemand die tegen oorlog is

dove

  1. verleden tijd van dive


dove

  1. waar
    «Dove vai?»
    Waar ga je naartoe?

dove

  1. waarin
    «la casa dove abito»
    het huis waarin ik leef