doven
- do·ven
- In de betekenis van ‘uitdoen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1611 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doven /ˈdovə(n)/ |
doofde /ˈdovdə/ |
gedoofd /ɣəˈdoft/ |
zwak -d | volledig |
doven
- overgankelijk een vlam uit doen gaan
- De brandweer wist het vuur snel te doven.
- Iemand heeft het vuur gedoofd.
- Het vuur is vanzelf gedoofd.
- De kampeerder doofde het kampvuur heel grondig om het ontstaan van een bosbrand te voorkomen.
- overgankelijk een lamp uitdoen
- ▸ Ze zeiden niets, schopten alleen hun schoenen uit, deden de bedlampjes aan en doofden de plafondverlichting.[2]
1. een vlam uit doen gaan
de doven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dove
- Het woord doven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doven" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "doven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
doven
- doven in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk