Een Vrouw stopt een gloeiende kool in de doofpot (Jan Luyken  )
  • doof·pot
enkelvoud meervoud
naamwoord doofpot doofpotten
verkleinwoord doofpotje doofpotjes

de doofpotm

  1. pot waarin men in vroeger tijden turven of kolen doofde
    • Op de tafel lag de bijbel en onder de tafel stond een doofpot.[2] 
  • in de doofpot stoppen
iets wat fout is geheim houden, iets niet bekend maken
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]