Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·he·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘samenhang’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Latijnse cohaesio (met het voorvoegsel co-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cohesie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de cohesiev

  1. samenhang
  2. (scheikunde) (natuurkunde) een onderlinge aantrekking van moleculen van een zelfde stof
    • We spreken van cohesie als dezelfde soort moleculen elkaar vasthouden en van adhesie als verschillende soorten moleculen elkaar vasthouden.[3] 
  3. (taalkunde) de samenhang binnen een tekst zoals die tot uiting komt in de vorm van woordherhaling en verwijswoorden
    • Er zijn aan de andere kant verschillende middelen om cohesie te bewerken, maar zoals het volgende fragment laat zien, garandeert de aanwezigheid van zo'n cohesieve band op zichzelf nog geen coherentie.[4] 
  4. (sociologie) de onderlinge binding tussen de mensen binnen een maatschappij
    • Er is sprake van sociale cohesie als de mensen een wij-gevoel hebben. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Paroniemen
Typische woordcombinaties
  • [2] moleculaire cohesie
  • [3] lexicale cohesie, tekstuele cohesie
  • [4] sociale cohesie
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen