• co·he·ren·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord coherentie -
verkleinwoord - -

de coherentiev

  1. het coherent zijn, het vertonen van min of meer ordelijke samenhang
  2. (natuurkunde) mate van mogelijke golfinterferentie
    • Een manier om de mate van coherentie van een golfverschijnsel zoals licht vast te stellen is met behulp van interferentie.[2] 
  3. (natuurkunde) spectrale ~ maat om de onderlinge afhankelijkheid tussen twee tijdsignalen te bepalen als functie van de frequentie, met waarden tussen 0 en 1
    • De coherentie bepaalt de correlatie tussen de amplitudes van frequentiecomponenten in de spectra van twee signalen, berekend over een aantal spectra.[3] 
  4. (taalkunde) tekstuele ~ het inhoudelijke verband binnen een bij elkaar horende reeks talige uitingen zoals een alinea of hele tekst, zowel op talig als op buitentalig niveau
    • Experimenteel onderzoek laat zien dat hoe meer coherentie een tekst vertoont, des te gemakkelijker het is om die tekst te lezen.[4] 
  5. (psychologie) centrale ~ het op psychisch niveau globaal en in de context verwerken van binnenkomende informatie
    • Zwakte in de centrale coherentie impliceert een verminderd vermogen om details in de waarneming tot een zin- en betekenisvol geheel samen te voegen.[5] 
90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]