Nederlands

 
1. karperachtige soort riviervis (Vimba vimba)
Uitspraak
Woordafbreking
  • blauw·neus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blauwneus blauwneuzen
verkleinwoord blauwneusje blauwneusjes

Zelfstandig naamwoord

blauwneus

  1. (straalvinnigen) bepaald soort karperachtige riviervis Vimba vimba   die van oorsprong uit Oost-Europa komt; algemeen in België en een aantal malen in de Nederlandse rivieren gesignaleerd
    • In de Rijn zijn al diverse andere Oost-Europese vissoorten gesignaleerd, waaronder de roofblei, de blauwneus en de donaubrasem. [1]
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen