kuli

  1. genitief meervoud van kula


  • ku·li

kuli m

  1. koelie; ongeschoolde arbeider


  • ku·li

kuli mbezield

  1. koelie; ongeschoolde arbeider

kuli

  1. datief enkelvoud van kule
  2. accusatief enkelvoud van kule
  3. locatief enkelvoud van kule

kuli

  1. bezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord kout
  2. bezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord kout