bewaken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bewaken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bewaken | te bewaken | ||||||||
toekomend | zullen bewaken | te zullen bewaken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bewaakt | te hebben bewaakt | ||||||||
toekomend | bewaakt zullen hebben | bewaakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bewakend | bewaakt | ev. bewaak |
mv. verouderd bewaakt |
bewake | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bewaak | bewaakt | bewaakt | bewaakt | bewaakt | bewaken | bewaken | bewaken | |||
verleden (o.v.t.) | bewaakte | bewaakte | bewaakte | bewaakte | bewaakte | bewaakten | bewaakten | bewaakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bewaken | zult/zal bewaken | zult/zal bewaken | zult bewaken | zal bewaken | zullen bewaken | zullen bewaken | zullen bewaken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bewaken | zou bewaken | zou(dt) bewaken | zoudt bewaken | zou bewaken | zouden bewaken | zouden bewaken | zouden bewaken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bewaakt | hebt bewaakt | hebt/heeft bewaakt | hebt bewaakt | heeft bewaakt | hebben bewaakt | hebben bewaakt | hebben bewaakt | |||
verleden (v.v.t.) | had bewaakt | had bewaakt | had bewaakt | hadt bewaakt | had bewaakt | hadden bewaakt | hadden bewaakt | hadden bewaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bewaakt hebben | zal/zult bewaakt hebben | zult/zal bewaakt hebben | zult bewaakt hebben | zal bewaakt hebben | zullen bewaakt hebben | zullen bewaakt hebben | zullen bewaakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bewaakt hebben | zou bewaakt hebben | zou/zoudt bewaakt hebben | zoudt bewaakt hebben | zou bewaakt hebben | zouden bewaakt hebben | zouden bewaakt hebben | zouden bewaakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bewaakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bewaakt | er is bewaakt | |||||||||
verleden | er werd bewaakt | er was bewaakt | |||||||||
toekomend | er zal bewaakt worden | er zal bewaakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bewaakt worden | er zou bewaakt zijn | |||||||||
lijdende vorm bewaakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bewaakt worden | bewaakt te worden | ||||||||
toekomend | bewaakt zullen worden | bewaakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bewaakt zijn | bewaakt te zijn | ||||||||
toekomend | bewaakt zullen zijn | bewaakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bewaakt | wordt bewaakt | wordt bewaakt | wordt bewaakt | wordt bewaakt | worden bewaakt | worden bewaakt | worden bewaakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd bewaakt | werd bewaakt | werd bewaakt | werdt bewaakt | werd bewaakt | werden bewaakt | werden bewaakt | werden bewaakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bewaakt worden | zult bewaakt worden | zult bewaakt worden | zult bewaakt worden | zal bewaakt worden | zullen bewaakt worden | zullen bewaakt worden | zullen bewaakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bewaakt worden | zou bewaakt worden | zou/zoudt bewaakt worden | zoudt bewaakt worden | zou bewaakt worden | zouden bewaakt worden | zouden bewaakt worden | zouden bewaakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bewaakt | bent bewaakt | bent/is bewaakt | zijt bewaakt | is bewaakt | zijn bewaakt | zijn bewaakt | zijn bewaakt | |||
verleden (v.v.t.) | was bewaakt | was bewaakt | was bewaakt | waart bewaakt | was bewaakt | waren bewaakt | waren bewaakt | waren bewaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bewaakt zijn | zult bewaakt zijn | zult bewaakt zijn | zult bewaakt zijn | zal bewaakt zijn | zullen bewaakt zijn | zullen bewaakt zijn | zullen bewaakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bewaakt zijn | zou bewaakt zijn | zou/zoudt bewaakt zijn | zoudt bewaakt zijn | zou bewaakt zijn | zouden bewaakt zijn | zouden bewaakt zijn | zouden bewaakt zijn |