beetpakken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van beetpakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beetpakken | beet te pakken | ||||||||
toekomend | zullen beetpakken beet zullen pakken |
te zullen beetpakken beet te zullen pakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben beetgepakt | te hebben beetgepakt | ||||||||
toekomend | beetgepakt zullen hebben | beetgepakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
beetpakkend | beetgepakt | ev. pak beet |
mv. verouderd pakt beet |
pakke beet (bijzin) beetpakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | pak beet | pakt beet | pakt beet | pakt beet | pakt beet | pakken beet | pakken beet | pakken beet | |||
verleden (o.v.t.) | pakte beet | pakte beet | pakte beet | pakte beet | pakte beet | pakten beet | pakten beet | pakten beet | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beetpakken | zult/zal beetpakken | zult/zal beetpakken | zult beetpakken | zal beetpakken | zullen beetpakken | zullen beetpakken | zullen beetpakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beetpakken | zou beetpakken | zou(dt) beetpakken | zoudt beetpakken | zou beetpakken | zouden beetpakken | zouden beetpakken | zouden beetpakken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | beetpak | beetpakt | beetpakt | beetpakt | beetpakt | beetpakken | beetpakken | beetpakken | |||
verleden (o.v.t.) | beetpakte | beetpakte | beetpakte | beetpakte | beetpakte | beetpakten | beetpakten | beetpakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beetpakken beet zal pakken |
zult/zal beetpakken beet zult/zal pakken |
zult/zal beetpakken beet zult/zal pakken |
zult beetpakken beet zult pakken |
zal beetpakken beet zal pakken |
zullen beetpakken beet zullen pakken |
zullen beetpakken beet zullen pakken |
zullen beetpakken beet zullen pakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beetpakken beet zou pakken |
zou beetpakken beet zou pakken |
zou(dt) beetpakken beet zou(dt) pakken |
zoudt beetpakken beet zoudt pakken |
zou beetpakken beet zou pakken |
zouden beetpakken beet zouden pakken |
zouden beetpakken beet zouden pakken |
zouden beetpakken beet zouden pakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb beetgepakt | hebt beetgepakt | hebt/heeft beetgepakt | hebt beetgepakt | heeft beetgepakt | hebben beetgepakt | hebben beetgepakt | hebben beetgepakt | |||
verleden (v.v.t.) | had beetgepakt | had beetgepakt | had beetgepakt | hadt beetgepakt | had beetgepakt | hadden beetgepakt | hadden beetgepakt | hadden beetgepakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beetgepakt hebben | zal/zult beetgepakt hebben | zult/zal beetgepakt hebben | zult beetgepakt hebben | zal beetgepakt hebben | zullen beetgepakt hebben | zullen beetgepakt hebben | zullen beetgepakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beetgepakt hebben | zou beetgepakt hebben | zou/zoudt beetgepakt hebben | zoudt beetgepakt hebben | zou beetgepakt hebben | zouden beetgepakt hebben | zouden beetgepakt hebben | zouden beetgepakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm beetgepakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt beetgepakt | er is beetgepakt | |||||||||
verleden | er werd beetgepakt | er was beetgepakt | |||||||||
toekomend | er zal beetgepakt worden | er zal beetgepakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou beetgepakt worden | er zou beetgepakt zijn | |||||||||
lijdende vorm beetgepakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beetgepakt worden | beetgepakt te worden | ||||||||
toekomend | beetgepakt zullen worden | beetgepakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | beetgepakt zijn | beetgepakt te zijn | ||||||||
toekomend | beetgepakt zullen zijn | beetgepakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word beetgepakt | wordt beetgepakt | wordt beetgepakt | wordt beetgepakt | wordt beetgepakt | worden beetgepakt | worden beetgepakt | worden beetgepakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd beetgepakt | werd beetgepakt | werd beetgepakt | werdt beetgepakt | werd beetgepakt | werden beetgepakt | werden beetgepakt | werden beetgepakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beetgepakt worden | zult beetgepakt worden | zult beetgepakt worden | zult beetgepakt worden | zal beetgepakt worden | zullen beetgepakt worden | zullen beetgepakt worden | zullen beetgepakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beetgepakt worden | zou beetgepakt worden | zou/zoudt beetgepakt worden | zoudt beetgepakt worden | zou beetgepakt worden | zouden beetgepakt worden | zouden beetgepakt worden | zouden beetgepakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben beetgepakt | bent beetgepakt | bent/is beetgepakt | zijt beetgepakt | is beetgepakt | zijn beetgepakt | zijn beetgepakt | zijn beetgepakt | |||
verleden (v.v.t.) | was beetgepakt | was beetgepakt | was beetgepakt | waart beetgepakt | was beetgepakt | waren beetgepakt | waren beetgepakt | waren beetgepakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beetgepakt zijn | zult beetgepakt zijn | zult beetgepakt zijn | zult beetgepakt zijn | zal beetgepakt zijn | zullen beetgepakt zijn | zullen beetgepakt zijn | zullen beetgepakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beetgepakt zijn | zou beetgepakt zijn | zou/zoudt beetgepakt zijn | zoudt beetgepakt zijn | zou beetgepakt zijn | zouden beetgepakt zijn | zouden beetgepakt zijn | zouden beetgepakt zijn |