Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beet·pak·te

Werkwoord

vervoeging van
beetpakken

beetpakte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van beetpakken
    • ... dat ik beetpakte. 
    • ... dat jij beetpakte. 
    • ... dat hij, zij, het beetpakte.