pakt beet
- pakt beet
- uit pakt (werkwoord) en beet (zelfstandig naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
beetpakken |
pakt (…) beet
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetpakken
- Jij pakt beet.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetpakken
- Hij pakt beet.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beetpakken
- Pakt beet!
- Het woord pakt beet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.