bastaard
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bas·taard
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onwettig kind, rasloos dier’ voor het eerst aangetroffen in 1273 [1]
- afgeleid van het oud-Franse bastard (met het achtervoegsel -aard) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bastaard | bastaarden, bastaards |
verkleinwoord | bastaardje | bastaardjes |
Zelfstandig naamwoord
de bastaard m
- de tegenwoordig niet meer gangbare aanduiding voor een kind dat niet geboren is uit een wettig huwelijk
- Vooral in de Germaanse stammen, en daarna in de landen die zich op het Germaanse recht oriënteerden, was de bastaardij een schandvlek en bastaarden werden niet toegelaten tot veel beroepen. Ook de Katholieke Kerk nam het Germaanse gebruik over en bastaarden konden slechts met een bijzondere dispensatie priester worden
- een dier dat niet zuiver van één ras of soort is
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een kind dat niet geboren is uit een wettig huwelijk
Gangbaarheid
- Het woord bastaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bastaard" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "bastaard" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ bastaard op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be