Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·ke

Werkwoord

vervoeging van
balken

balke

  1. aanvoegende wijs van balken


Fries

Zelfstandig naamwoord

balke

  1. balk


Limburgs

Uitspraak
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
balke
beelk
gebalke
klasse 7 volledig

Werkwoord

balke

  1. (Hooglimburgs) vervelen
    «Balk mir neet zoea, went doe haes baeter dinger edoon!»
    Verveel mij niet zo, want jij hebt betere dingen aan het doen!


Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Afgeleid van het Angelsaksische balca

Zelfstandig naamwoord

balke [A]

  1. balk
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening

Zelfstandig naamwoord

balke

  1. (vleermuizen) vleermuis
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening


Middelnederduits

Zelfstandig naamwoord

balke

  1. balk


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
nominatief balke balken
genitief balken balken
datief balke balken
accusatief balke balken

Zelfstandig naamwoord

balke v

  1. balk
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening

Verwijzingen


Yola

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middenengelse balke

Werkwoord

balke

  1. hinderen, belemmeren