badkuip
  • bad·kuip
enkelvoud meervoud
naamwoord badkuip badkuipen
verkleinwoord badkuipje badkuipjes

de badkuipv / m

  1. (sanitair) een waterreservoir (kuip) waarin één of enkele personen zich kunnen wassen en baden
    • De kinderen speelden gezellig met zijn tweeën in de badkuip. 
    • Kent u ze nog, de lavetten van de beroemde Baarnse Ocrietfabriek? Het was een technische innovatie van de bovenste plank. Tot de komst van deze okerkleurige ronde granito badkuipjes, die voorzien van een kunststof schoep ook in staat waren om de was te draaien, bestond het doen van de was uit een zinken teil, ketels heet water, een geribbeld wasbord, een hard stuk Sunlight zeep en vooral veel tijd. [1] 
     In de badkamer met een grote spiegel in een vergulde lijst was er met zichtbare tegenzin een moderne douchecabine aangebracht naast de antieke badkuip van email, die op vier bronzen pootjes in de vorm van leeuwenklauwen stond.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Volkskrant Jelle Reumer 22 juni 2010
  2. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be