afkeuren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van afkeuren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afkeuren | af te keuren | ||||||||
toekomend | zullen afkeuren af zullen keuren |
te zullen afkeuren af te zullen keuren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgekeurd | te hebben afgekeurd | ||||||||
toekomend | afgekeurd zullen hebben | afgekeurd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afkeurend | afgekeurd | ev. keur af |
mv. verouderd keurt af |
keure af (bijzin) afkeure | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | keur af | keurt af | keurt af | keurt af | keurt af | keuren af | keuren af | keuren af | |||
verleden (o.v.t.) | keurde af | keurde af | keurde af | keurde af | keurde af | keurden af | keurden af | keurden af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afkeuren | zult/zal afkeuren | zult/zal afkeuren | zult afkeuren | zal afkeuren | zullen afkeuren | zullen afkeuren | zullen afkeuren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afkeuren | zou afkeuren | zou(dt) afkeuren | zoudt afkeuren | zou afkeuren | zouden afkeuren | zouden afkeuren | zouden afkeuren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afkeur | afkeurt | afkeurt | afkeurt | afkeurt | afkeuren | afkeuren | afkeuren | |||
verleden (o.v.t.) | afkeurde | afkeurde | afkeurde | afkeurde | afkeurde | afkeurden | afkeurden | afkeurden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afkeuren af zal keuren |
zult/zal afkeuren af zult/zal keuren |
zult/zal afkeuren af zult/zal keuren |
zult afkeuren af zult keuren |
zal afkeuren af zal keuren |
zullen afkeuren af zullen keuren |
zullen afkeuren af zullen keuren |
zullen afkeuren af zullen keuren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afkeuren af zou keuren |
zou afkeuren af zou keuren |
zou(dt) afkeuren af zou(dt) keuren |
zoudt afkeuren af zoudt keuren |
zou afkeuren af zou keuren |
zouden afkeuren af zouden keuren |
zouden afkeuren af zouden keuren |
zouden afkeuren af zouden keuren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgekeurd | hebt afgekeurd | hebt/heeft afgekeurd | hebt afgekeurd | heeft afgekeurd | hebben afgekeurd | hebben afgekeurd | hebben afgekeurd | |||
verleden (v.v.t.) | had afgekeurd | had afgekeurd | had afgekeurd | hadt afgekeurd | had afgekeurd | hadden afgekeurd | hadden afgekeurd | hadden afgekeurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgekeurd hebben | zal/zult afgekeurd hebben | zult/zal afgekeurd hebben | zult afgekeurd hebben | zal afgekeurd hebben | zullen afgekeurd hebben | zullen afgekeurd hebben | zullen afgekeurd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgekeurd hebben | zou afgekeurd hebben | zou/zoudt afgekeurd hebben | zoudt afgekeurd hebben | zou afgekeurd hebben | zouden afgekeurd hebben | zouden afgekeurd hebben | zouden afgekeurd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgekeurd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgekeurd | er is afgekeurd | |||||||||
verleden | er werd afgekeurd | er was afgekeurd | |||||||||
toekomend | er zal afgekeurd worden | er zal afgekeurd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgekeurd worden | er zou afgekeurd zijn | |||||||||
lijdende vorm afgekeurd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgekeurd worden | afgekeurd te worden | ||||||||
toekomend | afgekeurd zullen worden | afgekeurd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgekeurd zijn | afgekeurd te zijn | ||||||||
toekomend | afgekeurd zullen zijn | afgekeurd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgekeurd | wordt afgekeurd | wordt afgekeurd | wordt afgekeurd | wordt afgekeurd | worden afgekeurd | worden afgekeurd | worden afgekeurd | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgekeurd | werd afgekeurd | werd afgekeurd | werdt afgekeurd | werd afgekeurd | werden afgekeurd | werden afgekeurd | werden afgekeurd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgekeurd worden | zult afgekeurd worden | zult afgekeurd worden | zult afgekeurd worden | zal afgekeurd worden | zullen afgekeurd worden | zullen afgekeurd worden | zullen afgekeurd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgekeurd worden | zou afgekeurd worden | zou/zoudt afgekeurd worden | zoudt afgekeurd worden | zou afgekeurd worden | zouden afgekeurd worden | zouden afgekeurd worden | zouden afgekeurd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgekeurd | bent afgekeurd | bent/is afgekeurd | zijt afgekeurd | is afgekeurd | zijn afgekeurd | zijn afgekeurd | zijn afgekeurd | |||
verleden (v.v.t.) | was afgekeurd | was afgekeurd | was afgekeurd | waart afgekeurd | was afgekeurd | waren afgekeurd | waren afgekeurd | waren afgekeurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgekeurd zijn | zult afgekeurd zijn | zult afgekeurd zijn | zult afgekeurd zijn | zal afgekeurd zijn | zullen afgekeurd zijn | zullen afgekeurd zijn | zullen afgekeurd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgekeurd zijn | zou afgekeurd zijn | zou/zoudt afgekeurd zijn | zoudt afgekeurd zijn | zou afgekeurd zijn | zouden afgekeurd zijn | zouden afgekeurd zijn | zouden afgekeurd zijn |