Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keurt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkeuren

keurt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkeuren
    • Jij keurt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkeuren
    • Hij keurt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afkeuren
    • Keurt af! 

Gangbaarheid