Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keur af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkeuren

keur af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkeuren
    • Ik keur af. 
  2. gebiedende wijs van afkeuren
    • Keur af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkeuren
    • Keur je af? 


Gangbaarheid