affricaat
- af·fri·caat
- In de betekenis van ‘klank die als explosief begint en als spirant eindigt’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- afgeleid van Affrica met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | affricaat | affricaten |
verkleinwoord | affricaatje | affricaatjes |
- (taalkunde) een combinatie van twee medeklinkers, waarvan de eerste een plosief is en de tweede een homorgane wrijfklank
- De meest voorkomende affricaten zijn /pf/, /ts/, /kch/ en /dz/.
- plosief, occlusief, plofklank, sisklank, fricatief, wrijfklank, neusklank, nasaal, vloeiklank, liquida, glijklank, halfvocaal, medeklinker
1. een combinatie van twee medeklinkers, waarvan de eerste een plosief...
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord affricaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.