• ab·di·se·re
Naar frequentie 69046
vervoeging
onbepaalde wijs abdisere
tegenwoordige tijd abdiserer
verleden tijd abdiserte
voltooid
deelwoord
abdisert
onvoltooid
deelwoord
abdiserende
lijdende vorm abdiseres
gebiedende wijs abdiser
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

abdisere

  1. onovergankelijk abdiceren, abdiqueren, afstand doen van de troon, aftreden
    «Dronning Margrethe av Danmark har ingen planer om å abdisere
    Koningin Margrethe van Denemarken heeft geen plannen om afstand te doen van de troon.
  2. onovergankelijk, (figuurlijk) afdanken, ontslaan


  • ab·di·se·re
vervoeging
onbepaalde wijs abdisere
abdisera
tegenwoordige tijd abdiserer
verleden tijd abdiserte
voltooid
deelwoord
abdisert
onvoltooid
deelwoord
abdiserande
lijdende vorm abdiserast
gebiedende wijs abdiser
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

abdisere

  1. onovergankelijk abdiceren, afstand doen van de troon, abdiqueren, aftreden
  2. (figuurlijk), onovergankelijk afdanken, ontslaan