• ab·di·se·ring
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   abdisering     m: abdiseringen
v: abdiseringa  
  abdiseringer     abdiseringene  
genitief   abdiserings     m: abdiseringens
v: abdiseringas  
  abdiseringers     abdiseringenes  

abdisering, m / v

  1. (adel), (politiek) abdicatie, afstanddoening, troonafstand, troonsafstand
    «Kongen Alfonso XIII fremholder at han ved sin abdisering aldri har gitt avkall på sine ubestridelige rettigheter.»
    Koning Alfonso XIII benadrukte dat hij tijdens zijn troonsafstand nooit afstand heeft gedaan van zijn onbetwistbare rechten.


  • ab·di·se·ring
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   abdisering     abdiseringa     abdiseringar     abdiseringane  

abdisering, v

  1. (adel), (politiek) abdicatie, afstanddoening, troonafstand, troonsafstand