• ab·di·ca·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord abdicatie abdicaties
verkleinwoord abdicatietje abdicatietjes

de abdicatiev

  1. troonsafstand
    • De abdicatie van Koningin Juliana. 
  2. het al dan niet vrijwillig afstand doen van iets
    • De abdicatie van de rechtsstaat. 
89 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[3]