• ont·slaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontslaan
ontsloeg
ontslagen
klasse 6 volledig

ontslaan

  1. overgankelijk (m.b.t. een werknemer) de arbeidsovereenkomst beëindigen van, meestal wegens onbekwaamheid of wangedrag van de werknemer
     Dat waren de eerste dagorders van De Gaulle toen hij de macht had overgenomen in het bevrijde Parijs, om alle Franse diplomaten in de hele wereld die aan de kant van de verraders hadden gestaan te ontslaan en daarna alle die aan de kant van het vrije Frankrijk hadden gestaan te bevorderen.[2]
  2. overgankelijk (+ van) ontheffen (van), vrijstellen (van): iemand ontslaan van een verplichting
  3. overgankelijk beëindigen van een ziekenhuisopname
    • De patiënt werd drie dagen na de opname weer uit het ziekenhuis ontslagen. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. ontslaan op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be