• ab·di·se·ren·de
  1. Bijvoeglijk gebruik van het onvoltooid deelwoord van het Noorse werkwoord abdisere
  2. Werkwoord: Noorse bivoeglijknaamwoordsvorm en werkwoordsvorm met het voorvoegsel ab-, met het achtervoegsel -ere en met het achtervoegsel -ende
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud abdiserende
o enkelvoud abdiserende
meervoud abdiserende
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
abdiserende

abdiserende

  1. afdankend, abdicerend

abdiserende

  1. onvoltooid (tegenwoordig) deelwoord van abdisere