aftreden
- af·tre·den
- samenstelling van af bw en treden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aftreden |
trad af |
afgetreden |
klasse 5 | volledig |
aftreden
- ergatief een bepaalde positie of een bepaald ambt opgeven
- Hij is gisteren afgetreden als bisschop van dat bisdom.
1. een bepaalde positie of een bepaald ambt opgeven
- Het woord aftreden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aftreden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be