• aan·klacht
enkelvoud meervoud
naamwoord aanklacht aanklachten
verkleinwoord aanklachtje aanklachtjes

de aanklachtv / m

  1. (juridisch) bij de rechtbank ingediende beschuldiging of klacht
    • De hondeneigenaar had een aanklacht bij de rechtbank ingediend tegen de te hoge hondenbelasting. 
     ‘Die klootzak van een Sander vroeg me of ik nog over een aanklacht had nagedacht.’[2]
     'Of zijn er al eerdere aanklachten of veroordelingen geweest?' 'Nee, geen enkele,' verzekert de vertegenwoordiger van het privébelang meteen.[3]
  2. een gesproken of geschreven beschuldiging
     Zoals Durkheim aantoonde in misschien wel de uitvoerigste aanklacht tegen de moderniteit, is het zelfmoordpercentage in geavanceerde samenlevingen tot wel tien keer zo hoog als in traditionele.[4]
    • Het pamflet was een grote aanklacht tegen het koloniale systeem. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]