Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·klacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanklacht aanklachten
verkleinwoord aanklachtje aanklachtjes

Zelfstandig naamwoord

de aanklachtv / m )

  1. (juridisch) bij de rechtbank ingediende beschuldiging of klacht
    • De hondeneigenaar had een aanklacht bij de rechtbank ingediend tegen de te hoge hondenbelasting. 
     ‘Die klootzak van een Sander vroeg me of ik nog over een aanklacht had nagedacht.’[2]
  2. een gesproken of geschreven beschuldiging
    • Het pamflet was een grote aanklacht tegen het koloniale systeem. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen