Gebruiker:Steinbach/Dordtse woorden
Ontleend aan Sibrand de Grauw en Gerard Gast, ABCDordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes. Asaprint Uitgeverij [komt praktisch neer op 'eigen beheer'], Dordrecht, 1991: PP. 8-117. De meeste woorden en uitdrukkingen zijn verschrikkelijk ouderwets, maar dat maakt ze niet opname-onwaardig.
De woorden hieronder komen normaal ook wel ergens anders voor. Bepaalde woorden voel ik persoonlijk aan als standaardtaal, wat niet hoeft te betekenen dat ze niet oorspronkelijk beperkt waren tot Zuid-Holland of i.h.a. de Randstad.
A
bewerken- aaichie-och-herre - mannelijke kwezel
- achterkontig - geheimzinnig
- afgeluizig, ofgeluizig - heel erg (bijwoord)
- agooisie - handeltje, negotie
- agor, gor - augurk
- airebees - aardbei
- akkedere - (met iemand) opschieten
- alleblasse - onbekend kinderspel (17e eeuw en later)
- allewalig - druk (vaak van kinderen gezegd; mijn moeder gebruikte het nog regelmatig toen we kinderen waren)
- allemaggies
- amezuur - adem
- ammelullium - aluminium (ik neem aan voor de grap gezegd)
- op 't ampertie - op 't nippertje
- arremieterig - armetierig
- avesere - opschieten
B
bewerken- bakaai (['bɑk(ʔ)a:i]) - sturman op een zolderschuit
- balledief - wout, juut (scheldwoord voor politieagent - in de jeugd van mijn opa pikten ze op straat spelende kinderen al gauw hun bal af)
- beeldeverkopertie - ongelukstikkertje
- begang - verkeer, drukte
- begorre - spel met knikkers
- om te bekaaie - niet uit te houden
- bekant - bijna (nog steeds zeer algemeen, ook maar niet alleen in Dordt)
- bekkie - 1. borreltje, 2. kleintje pils
- belakketoôt - belazerd (ben je nou ...)
- beljaot - welja
- belnjeent - welnee
- beneie - beneden (naast het gewone beneje)
- beraggel - betingel (zegt de bron; wat dat is mag Joost weten)
- berom, brom - terug, weerom
- beroôkt - beroerd
- beschie - misschien
- beslachte, slachte - lijken op, aarden naar
- betobbe - betijen
- biezebaze - rondhangen, niksen
- binnebuit - leren voetbal, ook viertie
- Blaak - oude naam Begijnhof
- bleekpoepie - overbelichte foto of iets anders dat te licht is
- blefon - plafond
- blikzult - boterhamworst
- bluddie hoera - flauwekul, poespas
- bochele - kinderspel
- boekehout - beukenhout (redelijk Hollands)
- bofkonte - een pak voor zijn broek geven
- bokkeboom - beukenboom
- bokkepiejeje - haasje-over
- bokkezuur - apezuur
- bokstapele - iemand iets (misschien wat overdreven) op het hart drukken (<buchstabieren?)
- bokstavast - bokspringen met de bok tegen de muur
- booi - dienstbode
- borrechie - verkleinwoord van bord
- bosman - ziekenfondsloper
- bosschool - buitenschool
- boutplukker - poelier
- bovebrenge - opbrengen naar het politiebureau
- braaitjie - buitenkansje
- bruine suiker - soms ook witte basterdsuiker; ook onderdeel van een bekend sjibbolet gezien Dordtse uitspraak van de ui
- bruinwerke - beunhazen
- buikie - stuk haring dat bij het fileren wordt weggesneden
- bul - snottebel
- bussezult - boterhamworst
- butter - knikker
- buut - kinderspel
C
bewerken- centemole - draaimolen
- centjie tikke - kinderspel; ouder: tikduitjie spele
- chic-de-friemel - kent men die uitdrukking niet overal?
D
bewerken- danet - daarnet (wat anders?)
- daro - daar (redelijk universeel Hollands)
- demme - banjeren
- demsere - stuiteren (met een balletje)
- domineesmontering - specifieke dracht van de predikanten in Dordrecht
- donderhoedjie - kleine herenhoed met een opstaande rand achter; trilby?
- dooiebos - begrafenisonderneming
- doorzale - doorbuigen
- Dordt
- Dordtenees - Dordtenaar (niet echt algemeen)
- drietele - in de natuur ontlasten
- drijfijs - in de drank gedoopt koekje
- druile - over de grond rollen (van knikkers gezegd)
- dubbeld - dubbel
- dubbeltiesschip - salaris (in de uitdrukking Vrijdag komp 't dubbeltiesschip weer binnevare)
- duch - donker
- duimelessie - boekband
- duizendlukkie - kans van één op duizend
- Dulles - Dolhuis
E
bewerkenF
bewerken- fiebeldefors - snel (volgens bron <vive la force)
- fiesjelere - iets doen
- fiejement - hevig (vehement)
- fieselefasie - kanis
- fleut - vermoeid
- florse - morsen
- forte - samenwonen
- foxere - forceren
- freweel - fluweel
- frotserig - dik, vadsig
- frutse - frutselen
G
bewerken- gebbetjie - lijf (op z'n gebbetjie geve)
- gastmachien - gasformuis (Dordts kent t-deletie; vermoedelijk is dit dus hypercorrectie)
- gele boontjies - sperziebonen
- gelijk gaan - flauw vallen
- gellekenespoôte - rare benen
- gelukspiemel - mazzelpik
- gemmetjie - lijfje, borstrok; grapje
- gepse - lopen (vooral als uitroep)
- gierelegooiig - slap (van dranken e.d.)
- glaze klepper - drijftol
- glipstiebels - grote schoenen
- goorjandet - onguur persoon (ook letterlijk goor, met slechte hygiëne)
- gortbuik: 'k zal d'r heus gene grotbuik an ete - ik zal er echt niet te veel van nemen
- gunnekant, gunnekamp, gunnekom - die kant [op] (´n eindjie gunnekant dut op)
H
bewerken- harde wors - cervelaat of andere droge worst
- harrechie - hor
- hassewasjie - akelige vent, nietsnut; klusje van niets
- havelmietjie d'n dweil - geestelijk gestoorde
- hé - afsluitend tussenwerpsel, AN meestal hè
- hekkes, hekkens - hek
- helpe - water geven
- herres en guns - heen en weer
- van hierente tot darente - van hier tot daar
- hobbel - dijkovergang in verder laaggelegen straat (antoniem zeegt)
- hofbroôd - armenbrood
- hompedoôs - dikke vrouw
- honderd-en-een - paardentram zonder passagiers (1 koetsier, 0 passagiers, 1 conducteur)
- honderzakkenju - bastaardvloek
- hontekreng - vervelende vent
- hooipakkie - pyjama
- hoôplopers - avontuurlijke jongelui
- horlepoôte, horlewietpoôte - misvormde benen
- horrie op, schiet op (uit het Engels; ook zeer bekend in Rotterdam, waar het waarschijnlijk Nederland is binnengekomen)
- hurrepurrekie, hurkiepurkie - ukkie (pejoratief)
- huttere - wiebelen]]
I
bewerken- iepekontig, iepekonterig - schriel
- iepekontjie - schriel mannetje, kindje
- ijstoot - ijsje
J
bewerken- jakkere - (van kinderen) druk spelen, (van stelletjes) niet van elkaar af kunnen blijven
- Jan Jurk - sukkel
- Jan Pik - de Nekker
- jenk - oud modewoord voor alles dat leuk of spannend is ('gaaf, cool, mieters')
- jodelak - spuug
- joh - ook: Die joh van Schalekamp hebbe hier d'n bal door de ruit getrap!
- jonchie
- joôdjie - glazen tol
K
bewerken- kaaiverrot, kruisverrot - helemaal kapot
- kaarsjiesspringe - oud Driekoningengebruik
- kaasjie: da's kaasjie - da's goed
- kakhiel: op iemand z'n kakhiele trappe! - iemand achter de vodden zitten
- kakke: kakke hebbe - een grote mond hebben
- kakkederrie - poep
- kalkebrok - vierkante kaneelbrok met kleurtjes
- kalkepoeper, kalkeschijter - eenvoudige witte knikker
- kammenet - kabinet (kast)
- kapoeriat(s) - kapot
- kasuaris - bazige vrouw
- kedin: z'n eige kedin houwe - zich gedeisd houden
- kerkepitjie - graf
- kerrekiekas - toverlantaarn
- kerremenade - karbonade
- keut: keut make - lol maken
- kiebeluttig - kinderachtig
- kieps - kippig, bijziend
- kiestafeltie - tafeltje met snoepgoed of kleine cadeautjes, waaruit kinderen mogen kiezen
- killebal - kleine kaatsbal
- kikker - eenvoudig speelgoed, bestaande uit twee houtjes waarbij het ene met het andere omhoog wordt geslagen (kikkere)
- kikkerbekkie - kinderspel, waarbij de een een gevouwen papiertje hanteert en de ander een vlak daarvan laat kiezen
- kikkerschooltie - school met drukke kinderen
- kinderlaai - lade onder de bedstee
- kip-kap-kebbie - boter, kaas en eieren
- Klaas Klinkert - bazige vrouw (naar Klazina Klinker)
- kledderum - kletsnat
- klejsjie - kleine hoeveelheid
- klipscheet: elleke klipscheet - om de haverklap
- klitte: de klitte, hor! - tot ziens
- klompebon - tegoedbon voor arme kinderen
- klompeschooltie - school voor arme kinderen
- kluiteboer - zeker overloopspel
- knetterlak - klappertjespapier
- knijze - jennen (later 'bliepe'; ik zou het moeten kennen, maar herinner het me niet)
- knooie - keuvelen; kroelen
- knoôpe - politieman
- knoôpie - klein kind
- knorre - winden laten
- knossjies - borsten
- knup - knoop
- knurfie - vrijer (ook 'knurft' is redelijk neutraal i.v.m. het AN)
- koeiestront - spinazie
- kogel - stalen knikker
- kokkebijne - samenwonen
- kol - pitje (van een vrucht)
- kop-en-kont-kameeltjie - krom lopend vrouwtje
- koppeltie duike - koprollen (ik heb deze uitdrukking al aan verschillende delen van het land horen toeschrijven)
- korswig - kerstwegge (de Korsemis wordt ook nog vermeld, niet in het vocabulaire-gedeelte maar wel op p. 5)
- korte kous - mug
- kraai - politieagent
- kraamvrouwevet - speeksel
- krakepit, krakesteên - kersenpit; Da kemme nie krakepitte
- kramiksel - krot
- krenteschijterd - schijtluis (voor de hand liggende betekenis 'vrek' wordt niet gegeven!)
- kreunkast - orgel
- krom haar - krulhaar
- kruum - kruimels
- kwajjer - fluim, rochel
- kwieniebarrels - zweetvoeten
- kwijle - zieken
L
bewerken- labberdepoepie - narigheid
- lampeglaasjie - teer gebouwd persoon
- landgappertjie - landjepik, landje verdelen
- lappertjiesdag - een maandag waarop er rustig aan gewerkt wordt
- lei-jonker - bruidsjonker; vriend(in)
- liegbas(t) - liegbeest
- lijs-lonker - slome
- loerijzer - bril
- lollepoppe - ginnegappen
- lorke - lurken
- louw - fijn (eigenlijk vet lau dus)
- luierben - luiermand
- luizeveer - lucifer
M
bewerken- majem - jenever; havenwater
- makmoer - luie vrouw
- marte - flanere
- mazelaar - zakkendrager (historisch)
- Merwepils - leidingwater
- met: erges met an hebbe - lak aan hebben
- miere - aantobben
- minke - met moeite turen
- mollechies - dik (iets t'r mollechies opzette)
- more - in het donker zoeken
- morrie: ja, morrie! - ja, dag!
- mos - mus
- muisjie belle - belletje trekken
- mulder - meikever
N
bewerkenO
bewerken- oliepreut - pinda
- om kroôsjies - overleden
- omstebeter - des te beter
- ontlipse - de deur van slot doen (naar de LIPS-fabriek in Dordrecht)
- oplegge - aankomen, dik worden
- opseutere - opwarmen
- opsievoljèr: iemand 'n opsievoljèr geve - iemand een klap geven
- opverrige - opdringen
- ouchie - oudjie (niet geringschattend)
P
bewerken- pakjassjie - colbert
- Pantoffelparade - oud volksgebruik
- Papestrien - Papendrecht
- patien - laars
- penijzer - punaise
- pentere ([ˈpɛntərə]) - bepaald kinderspel uit de zeventiende eeuw
- peurboôtjie - grote roeiboet voor de binnenvisserij ('peuren')
- pezerik - magere man
- piemelekonte - bezig zijn, klooien (volgens mij gebruiken fijner besnaarde Dordtenaren daar ottere of uttere voor, maar die woorden vind ik niet in de bron. Deze vermeldt verder als betekenis 'de beperkte ruimte goed benutten'; voor deze nuance zou de link met anale seks een stuk duidelijker zijn)
- pierebakhuisjie - huis met een stoep lager dan de rijweg
- pinantie - penalty
- pietje paraat - pietje precies
- piezenbak - pisbak, urinoir
- pik-en-poeliehandel - uitdragerij
- pikkels - grof grint
- pikkepoelie - spuug
- pinegel - brutaal persoon
- plan - ongeduldig
- plankiel - vonder
- pleiere - keilen
- ploesplas - rommel, gemaakt met water
- plompzak - dik wijf
- pochele - sneeuwballen gooien
- poelie - politieman
- poerem - pleite
- poppetjiesroôd - rouge
- por - bijzit (van vrouwen die getrouwd zijn geweest)
- pikduitjie - oud kinderspel (regels onbekend)
- psalmmole - viool (niet 'harmonium'?)
- pumpie, pumpurremuntjie - pepermuntje
R
bewerken- raamd - raam
- raashoôf - ragebol
- reut: op de reut - op de pof
- ribbekasjie jonem - morsdood
- rilkikkere - bibberen
- ripplement - uitbrander
- risikant - riskant
- ronde zult - boterhamworst
- rotgof: met 'n rotgof - met een rotvaart
- ruige - er tegenaan gaan
- ruige fluitkikker - raar iemand
S
bewerken- salamanderhond - vervelend kind
- sampa - lange vinger (eigenlijk verdwenen merknaam, maar Dordtenaren boven de zestig noemen een lange vinger vaak nog steeds zo)
- sarisgangetjies - koekjes (naar de Sarisgang, straat in het centrum; relatie is mij onduidelijk)
- sasselewiet - rare vent
- sasselewietpoôte - kromme benen
- Schapekop - spot- en geuzennaam van de Dordtenaar
- schar(re)moes, scher(re)moes - grote speculaaspop, genoemd naar de gelijknamige clownsfiguur (Scaramouche)
- schendelesaasjie - scheldpartij
- schendvlek - iemand die over iedereen iets te roddelen heeft (i.t.t. schandvlek in het AN)
- schere - helpen
- schreuf - cokesintel, door de allerarmsten als brandstof gelezen
- schiftig - driftig, prikkelbaar
- schijtende hen - vrouw met spillebeentjes
- schotgooie - knikkerspel
- schotsie wiebere - nieuw ijs uitproberen
- schret - iemand met een harde stem
- schreuffie - oud gebogen vrouwtje; sintel
- schreuvedrek - inhoud van de asla
- schreuvig - slecht gekleed
- schroei - prul
- schurketruttele - kroelen
- seet - saai
- senniebom - augurk (zure bom) van een cent
- seterum - scheef
- seuter - langzaam persoon (vooral oud vrouwtje; N.B.: in Dordt-West, ook wel bekend als 's-Gravendeel, verstaat men hier een gebakken krieltje onder)
- sito - onmiddellijk
- sjimmiemutsjie - alpinopet
- slaai - sla, salade
- slappe coba - ondeugdelijk exemplaar
- sla-riempie - zweep (voor een drijftol)
- slauwauwel: hou je slauwauwel!
- sleej - armoedig
- slejenaar - sleper
- slekkesteker - bajonet
- slingerschijt - diarree
- sloei - goot (in de straat)
- sloeie - knikkeren/bikkelen in de goot
- sloeiwater - vieze/slappe koffie
- slooj - slot
- smak - dobbelbak
- smaktol - werptol
- snaphaan - kletskous
- snorre - knikkerspel, gespeeld met een snor (een albasten knikker)
- snorrewiet - degene die smakt (gooit) bij het snorre
- snorrewage - gemeentelijke lijkwagen
- snotpin - brutaal kind
- snubbeke - snuffelen (naar iets)
- soejanke - zeuren
- soôs - sociale zekerheid
- sociale kake - goedkope kaakjes uit de Victoriafabriek, soms uitgedeeld aan armen
- sparrels - fiches
- speciaaltie - gebakken schol
- spiespoke, piespoke - met lange tanden eten
- sponsel - boekband
- sprauwe - rijst gaar stomen
- sterrement: op z'n sterrement - op z'n falie
- stiechel - uitgekookt
- strijkijzers - grote platvoeten
- stront-schep-t'n-bezem - straatveger
- strook-op-en-haal-neer - het zet geen zoden aan de dijk
- studie-an - langzaamaan
- stuiter: op ze stuiter - hoofd
- stuitere - vallen
- suikerneus - grote neus
- swijle - zo meteen
T
bewerken- taddekerd, toddekerd - vuilak
- takkebosse - keuvelen
- tichie - gezicht
- tien-voor-tweevoete - schuine voeten
- tinus plotseling - spuit elf; iemand die een opmerking op een vreemd moment brengt
- tippe: 't tip nie - dat telt niet
- tippetanessie - borreltje
- tjejerikse - schoenen
- tobberasie - getob
- toestraks - daarstraks
- took - aardappelscheut
- tuut-bal-in-de-zak - politieagent (zie verklaring onder baldief)
U
bewerken- uitkakke - zijn hart luchten
V
bewerken- van vorente - van voren
- venters - enge mannen
- verbannertjie - verstoppertje
- verblijf - raad (erges gin verblijf mee wete)
- verhabbezakke - verrekenen
- verhanneke - ophoepelen
- vermaak: iemand op ze vermaak geve
- vernaaind - guur
- vetele - veters (kindertaal)
- vetglibber - viespeuk
- vloerboter - allergoedkoopste margine, onder uit de ton; ook: schrapboter
- vlooiekaas - komijnenkaas
- vrouwtjie-kom-t'n-hoôf - bepaald vastenavondsspel
- vulle - veulen
W
bewerkenZ
bewerken- zeeft - zeef
- zeegt - lager gelegen straatje tussen twee naburige dijken (dit komt in Dordrecht vaak voor; antoniem van hobbel)
- zeiltie: na z'n zeiltie - naar zijn zin
- zenuwspiertie - pijnlijke spier
- zepe - inzepen (inwrijven met sneeuw)
- zevezakke - zeker kinderspel
- ziekefonsfietsjie - het bekende brilletje
- zije gleuf - raar persoon
- zijpie - pijpje (ook: puppie; Zeeuwse invloed!)
- zjers, zjerrie - rij mensen (<serie?)
- zuur - guur
- zuurties: je sta op me zuurties - tenen
- zweetkakkers - zweetvoeten
- zweetlappie - sous-bras
Uitdrukkingen
bewerken- Aai van de Beurs, standbeeld van Arie Scheffer op het Scheffersplein (v/h Beurs)
- Achter de Grote Kerk staan, vrijen
- Al sprong d'n onderste steen bove
- D'r 'n apie van make - er een potje van maken, zich er gemakkelijk vanaf maken
- Bakkie poeier - kopje chocola
- Bal op d'n emmer - ruzie
- M'n ene been is nog nè zo licht as 't andere - ik ben uit de zorgen
- Je bek maar 'n douw geve - zeggen wat je voor de mond komt
- Dat blinkt as 'n hondekullechie da vertind is in de maneschijn - het blinkt nogal
- Bobbertie Bloedwors - dik, onnozel persoon
- Ik heb m'n competentie - ik heb genoeg gegeten
- Da zit nog, zei de bult, en ij keek over z'n schouder - dat staat nog te bezien
- Doôd over de onderdeur - pap van stijfgekookt meel (glip-in, meeldenbrij)
- ´n Dooien diender - redelijk algemeen Hollands, misschien door de mannelijke uitgang het vermelden waard?
- Doôs mè gezichies - een tas waarin iemand veel meeneemt
- Dordts kwartiertje - hetzelfde als een academisch kwartiertje
- Dordtse pil - dikke boterham
- van drie ver - door drie mensen, ook: in drie stappen, uit de derde hand
- Drijf af mè je sije sokke! - Pleur op
- Drukte hebbe as mans moer mè t'n luurkorf - veel pretenties hebben
- In d'n eerste - opeens
- Mè eiere loôpe - zwanger zijn
- ´n Eike horreloosjie - een wassen neus, niets bijzonders
- Doe nie zo eikehout - houterig
- Je eindjie ga t'rvan uit - bloedirritant
- Ga jij maar op een blauw steentjie piese! - stel je niet zo aan
- Hij heb van 'n gek schaap gegete - hij heeft een tik van de molen gehad (ruim voor de BSE-affaire!)
- Groos as 'n haan die in de stront getrap heit - uit de hoogte
- Half zeve is 't martie! - je moet nu opstaan en geen moment later
- ´n Hand dik spek in iets hebbe - 1. ergens veel plezier in hebben, 2. ergens financieel belang in hebben
- De Heidelandij op gaan - vertrekken met onbekende bestemming
- Hij geloof nog an Hein - hij is onnozel
- Ik hiet 't liege - Ik vertel dan maar een leugen om bestwil
- Hoe meer je in de stront roer, hoe harder ze ga stinke - dat wil je niet weten
- Hoôd over bol - hals over kop
- ´t Zit hoôg bij hem - hij heeft het breed
- Op 'n horrechie - op een kier
- Huile mè de klep dich, mè de lamp aan - huilen met de pet op
- ´n IJsvrijer smelt - verkering gesloten bij het schaatsen is niet duurzaam
- Is 't nie goed voor 't kinnechie, dan is 't wel goed voor 't minnechie - misschien heeft een ander er wel wat aan
- Zo slecht as goed van 'n cent 'n el - waardeloos
- Hij mot de kelder in - hij is gestoord (naar de kelder in het Refaja-ziekenhuis)
- Kissjie mè geeuwhonger - kistje met garen en band (wie met veters liep, had meestal weinig geld)
- Klauwchie legge - de baan van een knikker met je werphand nog beïnvloeden; dit werd/wordt niet geaccepteerd
- Hij klim nog tege de Groôte Kerk op - hij is nog zo kwiek als een kwikstaartje
- Daar wor geen knech voor angenomme, wie schijte wil moe zellef komme - zoek dat zelf maar uit
- Korties loôpe - dribbelen, trippelen
- Krampies loôpe - spijbelen
- Kringetjies spoewe - niksen (vooral gezegd van oude mannen, die op een bankje aan het water zaten te pruimen)
- Daar ga je lampie van uit, hee! - daar sta je van te kijken
- Loop na de luizemart!
- Hij doet 'n lucifer in tiene en 'n dubbeltie in ene - hij is op de centen maar in grote dingen is hij wel royaal
- Luch en duch - niet veel bijzonders (letterlijk 'licht en donker')
- Hij denk da de luch van komijnekaas is - hij stelt het zich veel te gemakkelijk voor
- De luch verarmoeit - betrekt
- Zo lui as poppestront in een dichte vergiet
- Van je eige luize wor je 't hardst gebete - je familie kan soms hard zijn
- Eerst hebbie 't van de luize en dan van de nete - nadat je kinderen hebt grootgebracht, moet je ook nog voor je kleinkinderen zorgen
- Mans moer is vuil over de vloer - door vrouwen over hun schoonmoeders gezegd
- Je heb 't zo druk as mans moer met de luierben - erg druk
- Da mes is zo bot, je ken t'rmee op je blote kont na Keule rije en dan is je gat nog nie door!
- ´n Mijlse reis - een heel eind (vreemd, want De Mijl lag misschien een kwartier gaans buiten de stadspoort)
- ´t Is één moers kont - een pot nat
- Ze neme in d'r mond, wat 'n ander nog nie in ze hande neem - als iemand een vies woord gebruikt
- Werke to je nade krake - zich uit de naad werken
- Nie vor elleve schijte - iets uitstellen tot het niet anders meer kan
- Over de onderdeur geschete - lomp
- ´n Optoch van krakebene - niet veel zaaks
- D'n Ouwe Maas geef nog wel is wateroverlas - oude mensen moeten vaak plassen
- Peuk schijte - zeven kleuren bagger schijten
- Portugese dominee - slechte dominee
- An de reep gaan - over zijn toeren raken
- Ronddraaie as 'n drol in 'n pispot - niet tot een besluit komen
- ´n Scheet op sokkies late - iets ongemerkt doen
- ´t Is net 'n scheet op wieletjes - hij loopt wel erg vlug
- De scheur van de deur - de deuropening
- Z'n eige scheutig geeuwe - veel/diep geeuwen
- Je schijt nog is al je groei weg!
- Hij schijt onder de kas - hij draagt een bochel
- Slepertie pikke - achter een rijdende wagen hangen
- Slepie pikke - zijn boot vastmaken aan een gesleept schip
- Spaans prate - braken
- Spier in 't wit en geen ene vlooiescheet - duur trouwen ondanks grote armoede
- Zo sterk as pompwater - ontzettend slap
- Sterker as 'n ons thee on d'n Ouwe Maas - heel sterk (van verhalen)
- Stront is nie vies, want d'r isnog nooit mee gemorst
- ´t Lijkent stront noch lure - lijkt nergens op
- De stront zit 'm na an z'n hart - hij is gauw beledigd
- De teil ingaan - de boot ingaan
- Toeter mè pep - taartje met slagroom
- Val nie uit je werk! - hou je hoofd erbij
- Van bove bont, van ondere stront - goed aangekleed met versleten of ongepoetste schoenen
- ´k Za je vetmeste mè scherp zand en kiezelsteentjies - ik ga je niet helpen
- Vijf duite poepkruit - niet veel zaaks
- ´t Is voor achter as brejer - non sequitur, als antwoord gegeven op een onzinnig gevonden opmerking
- ´t Vuiltie drijf altijd bove - al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel
- Wa je zittende doe, wor je schijtende beloônd - als je ergens niet genoeg aandacht of energie in stopt, zal het ook niet goed uitvallen
- ´n Uur is geen kous, want die rek nie! - ik heb geen uren de tijd
- De zak kope - opgenomen worden in het zakkendragersgilde
- De laatse man geef de zak op - eind goed, al goed
- Ik ben 't zo zat as gespoge spek
- Hij zie zwart van magerigheid - hij is erg mager
Werkwoorden
bewerkenDe bron (p. 6-7) geeft de volgende bijzondere werkwoordsvervoegingen. Het is niet uitgesloten, waarschijnlijk zelfs, dat bij sommige de 'gewone', met het AN overeenkomende vorm ook wordt gebruikt.
Infintief | Verleden tijd | Voltooid deelwoord |
---|---|---|
breie | bree | gebreje |
brenge | broch | gebroch |
deuge | doog | gedoge |
dreige | dreeg | gedrege |
dorve | dorf, dors | gedorve, gedors, gedurve |
dweile | dweel | gedwele |
erve | orf | georve, geürve |
hange | hong | gehonge |
hete | hiet | gehiete |
kanne, kenne, konne | kon | gekond, gekonne, gekanne |
leie | lee | geleje, gelege, geleid, geleed |
magge, mogge | moch | gemagge, gemogge, gemocht |
merke | mork | gemorke |
roepe | roop | gerope |
ruile | rool | gerole |
scheie | schee | gescheje |
staan | stong, sting | gestonge |
twijfele | twefel | getwefele |
veile | veel | gevele |
vrage | vroog | gevroge |
vrete | vroot | gevrote |
werke | work | geworke |
weze | was, waar | gewis |
worre | wier | geworre |
zegge | zee | gezeid, gezeed, gezeje |
N.B.:
- De bron geeft benne als infinitief voor 'zijn'. Dit is vrijwel zeker een vergissing; benne is overal waar het voorkomt alleen een persoonsvorm.
- kanne/kenne/konne betekent zowel 'kennen' als 'kunnen', wat niet uitsluit dat sommige sprekers een verschil maken.
- legge betekent 'liggen', leie betekent 'leggen'. De bron is daar heel stellig in, al betwijfel ik of dat verschil consequent wordt gemaakt.