Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·ze·rik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pezerik pezeriken
verkleinwoord pezerikje pezerikjes

Zelfstandig naamwoord

de pezerikm

  1. de penis van een stier of varken
    • De penis van een stier noemt men een pezerik. 

Gangbaarheid

26 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen