bekkie
- bek·kie
- afleiding van bek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bekkie | bekkies |
verkleinwoord |
het bekkie o
- (informeel) gelaat, gezicht
- ▸ Die gelukkige gezichtjes en snel kloppende hartjes betekenen de wereld’’, schreef Monique over het ‘blije bekkie’ van haar zoon.[1]
- ▸ De vragen vond de manager wat arelaxed. Ik vond ze vooral verfrissend. Een heel stuk verfrissender dan alle andere ons-kent-ons interviewtjes die ik er met Annic online over lees, waarin ze alleen maar naar haar gewiekste bekkie wordt gepraat.[2]
- ▸ ‘Ik zal het er vanavond met papa over hebben, oké? ’De twee bekkies achter haar betrokken.[3]
- Het woord bekkie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Cindy van Rijswijk“Rachel Hazes dolblij met schoondochter Bridget: ‘We bellen, we appen, echt een leuk wijf’” (06-12-2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron HESTER ZITVAST“’Annic ten Duis moet ’sorry’ zeggen tegen vrouwen met een kinderwens’” (24 aug. 2020), De Telegraaf
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2