Caribisch
- Ca·ri·bisch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Caribisch | Caribischer | |
verbogen | Caribische | Caribischere | |
partitief | Caribisch | Caribischers | - |
Caribisch
- (demoniem) behorend tot de Caraïben (de Caraïbische eilanden)
|
Demoniemen bij Cariben in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Carieb, Caraïeb • inwoonster: Caribische, Caraïbische • bijvoeglijk: Caribisch, Caraïbisch |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord Caribisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.