zweven
- zwe·ven
- In de betekenis van ‘drijven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zweven |
zweefde |
gezweefd |
zwak -d | volledig |
zweven
- vliegen zonder energie te gebruiken
- Hij zweefde boven de afgrond.
- ▸ Terwijl ik liep voelde het alsof ik zweefde en neerkeek op mijn lichaam dat zich moeiteloos voortbewoog.[2]
- zichzelf drijvend voortbewegen
- Een eigenschap van de adelaar is dat hij op zijn vleugels zweeft.
- heen en weer laten gaan
- De koersen waren weer lekker aan het zweven vandaag...
- zweven tussen leven en dood
zo ziek zijn dat men dreigt te sterven
- ▸ Daarna verdween de Sint zoals hij gekomen was. Drie dagen lang lag de abt in het ziekenhuis, zwevend tussen leven en dood.[3]
1.
de zweven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zweef
- Het woord zweven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zweven" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zweven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be