Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwe·ver
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van zweven met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zwever zwevers
verkleinwoord zwevertje zwevertjes

Zelfstandig naamwoord

de zweverm

  1. een obstakel in een rivier dat water doorlaat
  2. iemand die zich weinig in de realiteit bevindt, een zweefkees of zweefteef
  3. zweefvliegtuig
  4. zweefmolen
Hyponiemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be